SV | En Hij zeide tot mij: Mensenkind! [dit] is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, [op] hun hoogten; |
WLC | וַיֹּ֣אמֶר אֵלַ֗י בֶּן־אָדָם֙ אֶת־מְקֹ֣ום כִּסְאִ֗י וְאֶת־מְקֹום֙ כַּפֹּ֣ות רַגְלַ֔י אֲשֶׁ֧ר אֶשְׁכָּן־שָׁ֛ם בְּתֹ֥וךְ בְּנֵֽי־יִשְׂרָאֵ֖ל לְעֹולָ֑ם וְלֹ֣א יְטַמְּא֣וּ עֹ֣וד בֵּֽית־יִ֠שְׂרָאֵל שֵׁ֣ם קָדְשִׁ֞י הֵ֤מָּה וּמַלְכֵיהֶם֙ בִּזְנוּתָ֔ם וּבְפִגְרֵ֥י מַלְכֵיהֶ֖ם בָּמֹותָֽם׃ |
Trans. | wayyō’mer ’ēlay ben-’āḏām ’eṯ-məqwōm kisə’î wə’eṯ-məqwōm kapwōṯ raḡəlay ’ăšer ’ešəkān-šām bəṯwōḵə bənê-yiśərā’ēl lə‘wōlām wəlō’ yəṭammə’û ‘wōḏ bêṯ-yiśərā’ēl šēm qāḏəšî hēmmâ ûmaləḵêhem bizənûṯām ûḇəfiḡərê maləḵêhem bāmwōṯām: |
En Hij zeide tot mij: Mensenkind! [dit] is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israels, in eeuwigheid; en die van het huis Israels zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, [op] hun hoogten;
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Hij zeide tot mij: Mensenkind! [dit] is de plaats Mijns troons, en de plaats der zolen Mijner voeten, alwaar Ik wonen zal in het midden der kinderen Israëls, in eeuwigheid; en die van het huis Israëls zullen Mijn heiligen Naam niet meer verontreinigen, zij noch hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen hunner koningen, [op] hun hoogten;
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!